Dakloosheid in Amsterdam en New York City anno 1999 vergeleken met nu

In 2000 heb ik een artikel geschreven in Psychiatric Services over de verschillen en overeenkomsten in dakloosheid tussen Amsterdam en New York City. Het artikel gaat over personen die het grootste risico lopen om dakloos te worden: mensen met psychische aandoeningen en mensen die problemen hebben met alcohol of verdovende middelen. Hieronder geef ik eerst de korte samenvatting van het artikel en daarna wat gedachten over dit onderwerp nu.

1999: Toename dakloosheid

Nederland is een verzorgingsstaat waar de huurprijzen worden gecontroleerd door de nationale overheid en meer dan de helft van de woningen sociale woningen zijn. Vrijwel alle daklozen in Amsterdam zijn werkloos en ontvangen een sociale uitkering. Directe vergelijkingen van de resultaten van Amerikaans en Nederlands onderzoek naar dakloosheid is onmogelijk, vooral omdat de schattingen onzeker zijn. Vanwege het Nederlandse socialezekerheidsstelsel heeft Amsterdam een kleiner aandeel daklozen dan New York City, hoewel er tegenwoordig meer mensen dakloos zijn in Amsterdam dan vijftien jaar geleden.

1999: Ernstige problemen en fragmentatie zorg

Noch een gebrek aan betaalbare woningen of voldoende inkomen, noch werkloosheid zijn een directe oorzaak geweest van de toename van dakloosheid in Amsterdam. Net als in New York City hebben veel daklozen in Amsterdam psychische problemen of hebben ze problemen met alcohol of verdovende middelen. De toename van het aantal daklozen in Amsterdam bestaat voor een groot deel uit personen met een psychische aandoening die twintig jaar geleden in een psychiatrisch ziekenhuis zouden zijn opgenomen en uit oudere personen die langdurig heroïne gebruiken en niet meer zelfstandig kunnen leven. Institutionele factoren zoals de fragmentatie van de zorg-/dienstverlening en het gebrek aan ondersteuning voor moeilijk te helpen mensen, zijn waarschijnlijk een verklaring voor het groeiende aantal daklozen in Amsterdam.

Nu: Ander beleid, tweedeling

Wat is er anders in 2024 dan in 1999? Meer dan in 1999 spelen sociaaleconomische oorzaken en het ontbreken van voldoende aanbod aan sociale huisvesting een rol. Daar komt bij dat de beleidscontext in 25 jaar ook flink is gewijzigd. Jarenlang was volkshuisvesting geen beleidsprioriteit en is het onderwerp wonen aan de vrije sector overgelaten. Bovendien zijn wonen en zorg gescheiden, wat leidt tot het uitsluiten van een deel van de daklozen uit de maatschappelijke opvang.

Nu: Insluiting en uitsluiting

De aandacht was eind jaren 90 vooral gericht op daklozen met een alcohol- of drugsverslaving en met psychiatrische problemen. Dat leidde in 2066 tot het Plan van Aanpak Maatschappelijke Opvang waarmee het opvangbeleid werd gekoppeld aan het zorgaanbod. Kort gezegd: als je geen zorg nodig hebt, kom je niet in aanmerking voor een plek in de maatschappelijke opvang. Het resultaat is dat er nu verschillende groepen daklozen onderscheiden worden: (a) de groep waar ik in 1999 ook over schreef, de groep daklozen met veel problemen op het terrein van geestelijke gezondheid en verdovende middelen (b) de groep die geen zorg nodig heeft en aangeduid wordt met de term ‘economisch daklozen’.

Hoe ziet de tweedeling van de populatie daklozen er uit?

In 1999 waren er niet veel betrouwbare cijfers over het aantal daklozen en de samenstelling van de groep. Nu zijn er meer en betere cijfers, maar nog steeds is er veel discussie over de betrouwbaarheid van de cijfers. Volgens het CBS telt Nederland in 2023 bijna 31.000 feitelijk daklozen, waarvan 36%, ongeveer 12.000 personen, in de vier grote steden. In deze G4 heeft 80 procent van de dakloze mensen een niet-Nederlandse herkomst. Van het totaal aantal daklozen in de G4 werd ongeveer 50% geboren buiten Nederland. In de rest van Nederland ligt dit percentage ongeveer op 35%. Veel daklozen zijn werkloos, leven van een uitkering of hebben helemaal geen inkomen.

Een minderheid van de feitelijk daklozen in de G4 krijgt (2019-2021) een zorgindicatie. In Amsterdam omvat deze groep bijna een kwart van de aanmeldingen. Deze groep heeft naast een huisvestingsprobleem ook op tal van andere gebieden problemen, waaronder geestelijke gezondheid (30-50%) en verslavingsproblemen (40-60%). De groep zonder zorgindicatie, de groep die aangeduid wordt met de term ‘economisch daklozen’, slaapt vooral bij vrienden en familie (65%). Het overige deel verblijft op straat, in de nachtopvang of in ongeschikte huisvesting. Een groot deel van deze groep economisch daklozen bestaat uit personen afkomstig uit Midden- en Oost-Europa.

Verwarring oplossen

Als de twee genoemde groepen daklozen vragen om een verschillende aanpak, dan lijkt het verstandig om deze groepen in de statistieken ook goed te onderscheiden. Alleen als er goede cijfers zijn, is het mogelijk om het beleid goed vorm te geven. De definities moeten aansluiten bij wat de doelgroep nodig heeft: huisvesting, zorg, ondersteuning. Dat betekent ook afscheid nemen van het aloude en verwarrende onderscheid tussen feitelijk daklozen en residentieel daklozen, tussen daklozen en thuislozen.


Bronnen:

Sleegers, J. (2000). Similarities and differences in homelessness in Amsterdam and New York City. Psychiatric Services, 51(1), 100-104.

Website CBS: 30,6 duizend dakloze mensen in Nederland.

Wewerinke, D., Schel, S., Kuijpers, M., De Vries, J. & Van Doorn, L. (2023). Iedereen telt mee. Resultaten eerste ETHOS telling dak- en thuisloosheid regio Noordoost Brabant. Utrecht: Hogeschool Utrecht.

de Wit, M., Buster, M., Jansen Lorkeers, L., & van Loon, A. (2023). De epidemiologie van dakloosheid in Nederland. TSG-Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 101(Suppl 2), 53-59.

Comments

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *